BEZINNING.

Wees wijzer, o Pijn van mij, en blijf nu even kalm.
Je riep de Avond aan. Hij komt. Daar daalt hij al.
Een duistere atmosfeer hangt om de stad een walm,
en brengt de ene vree, de ander tranendal.

Terwijl de vuige massa van de stervelingen
zich verder jagen laat, gegeseld door Genot,
en ze slechts wroeging uit hun feestroes zullen wringen,
roep ik je: "Kom, mijn Pijn, mijn bitterzoete Lot."

Kijk hoe mijn dode Jaren zich krommen en buigen
over balkonnen in het late hemelruim,
en in vergaan fatsoen zich hullen en optuigen.

Vanuit mijn diepste waters stijgt nu Berouw, en Spijt.
De Zon sterft aan zijn boog; de wolken en het schuim
worden het lijkkleed aan de Nacht. Hoor, lief, hoe zij schrijdt.

Vertaling: R.Siffer (°1936)

 

RECUEILLEMENT

Sois sage, ô ma Douleur, et tiens-toi plus tranquille.
Tu réclamais le Soir; il descend; le voici :
Une atmosphère obscure enveloppe la ville,
Aux uns portant la paix, aux autres le souci.

Pendant que des mortels la multitude vile,
Sous le fouet du Plaisir, ce bourreau sans merci,
Va cueillir des remords dans la fête servile,
Ma Douleur, donne-moi la main; viens par ici,

Loin d’eux. Vois se pencher les défuntes Années,
Sur les balcons du ciel, en robes surannées;
Surgir du fond des eaux le Regret souriant;

Le Soleil moribond s’endormir sous une arche,
Et, comme un long linceul traînant à l’Orient,
Entends, ma chère, entends la douce Nuit qui marche.

Charles Baudelaire (1821-1867)

 

 


 

 

 

 

 

 

 

 

andere vertalers ...

BEZINNING

Probeer je te beheersen, lieve Smart, kalmeer.
Het is al Avond, kijk, was dat niet wat je wilde?
De stad wordt overtrokken door een donker waas;
het brengt de een respijt, de ander zware zorgen.

Terwijl de grote massa vuige stervelingen
gegeseld door Genot, die wrede folteraar,
op wroeging uitgaat tijdens feesten voor de slaven —
reik mij je hand, mijn Smart, en kom maar met me mee,

we gaan ver weg. Kijk daar, gestorven jaren hangen
in ouderwetse robes over luchtbalkons;
daar duikt glimlachend Spijt diep uit het water op;

en daar, onder een boog, de Zon die stervend inslaapt;
en luister, lieve, luister naar de zachte Nacht
die als een lange wade door het Oosten schrijdt.

Vertaling: Jan Pieter van der Sterre (°1951)

BEZINNING

Gedraag je, o mijn Smart, probeer tot rust te komen.
Je vroeg om Duisternis; zij daalt neer, zij is daar:
Een donker waas heeft van de stad bezit genomen,
Dat sommigen de slaap brengt, anderen bezwaar.

Terwijl in slaafs vertier de vuige mensenstromeri
Gegeseld door ‘t Genot, die wrede folteraar,
Op weg zijn naar de wroeging die hen zal betomen,
Kom mee, geef mij je hand, mijn Smart, en volg mij maar,

Ver van hen. Zie hoe aan de hemelbalustraden
De dode Jaren staan in oude lijfgewaden;
Hoe uit de diepten rijst de glimlachende Spijt;

Hoe de zon kwijnend inslaapt, door een boog omkaderd,
En hoor, mijn lieve, hoor hoe in het Oosten glijdt,
Een lang doodskleed gelijk, de zoete Nacht die nadert.

Vertaling: Martin de Haan (°1966)